Gezond geluid
Ford gaat iets aan het interieurgeluid doen, lees ik in een persbericht. Het gaat auto’s nog stiller maken met ‘aerodynamisch gevormde geluidsschilden onder de auto’ en geperforeerd leer dat geluid moet absorberen. Het maakte holle ruimtes kleiner en testte 45 soorten banden op geluidsoverlast. Voor de Kuga Hybrid legde het merk alle stoorzenders van wielophanging tot portierafdichtingen onder het vergrootglas. Ford noemt dat de ‘fluisterstrategie’.
Ik neem er met bevreemding en interesse kennis van. Alle lof en alle kleine beetjes helpen, maar in de acht jaar dat ik nu nieuwe auto’s test, ervaar ik ze hoogst zelden als lawaaiiig – ook Fords niet. Die tijd is geweest. In moderne driecilinder-modellen is het stiller dan in S-klasses van de jaren tachtig. Ik herinner me hoe ik in een eenliter Fiesta zonder één wanklank met kruissnelheden van 160 en hoger naar de IAA in Frankfurt scheurde. Op het gebied van geluidsisolatie zijn met weldadige gevolgen enorme stappen gezet. Daar windt de Ford-pr zelf ook geen doekjes om. Het voegt een leerzaam staatje bij met de piekvolumes van Ford Anglia tot Kuga Plugin. Die kelderden, gemeten bij 50 kilometer per uur in de derde versnelling, in vijftig jaar van 89 naar 69 decibel.
De bevreemding zit hierin. Over geluid heerst een groot misverstand. In Duitse autobladen las je vroeger over de ‘subjectieve hoorervaring’, het fenomeen dat auto’s minder stil of juist stiller leken dan de decibelmeting aangaf. Wel, dat verschijnsel kan ik uitleggen. Geluidsoverlast is niet de som van motorgeluid, wind- en bandgeruis, hoe irritant dat ook mag zijn. Het is niet in decibels uit te drukken. Het wordt veroorzaakt door vermoeid geluid, overbelast geluid. Vermoeid geluid is als de kreun van een lijf dat zich buitenproportioneel moet inspannen, de pijn van de onmacht. En dat probleem is nou net niet uit de wereld. Het is zelfs zeer actueel. Vooral (plugin-)hybrides hebben er last van. Die auto’s combineren een elektromotor met een verbrandingsmotor die ten behoeve van de zuinigheid natuurlijk beter vier dan zes cilinders heeft. Zelfs grote plugin-suvs als de Range Rover P400e en de Volvo XC90 zijn om die reden met vierpitters uitgerust. Het zijn stevige turboblokken met sappige vermogens, so far so good. Anderzijds legt de techniek met zware accu’s èn elektro- èn verbrandingsmotor behoorlijk gewicht in de schaal. Dat wreekt zich bij stevig optrekken en inhalen, als de niet overbemeten elektromotor de kar niet meer alleen kan trekken. Dan hoor je die perfect geïsoleerde, op kruissnelheid doodstille reuzen in de verte vechten voor hun leven met het gedempte, stijlloze geluid van een tweedehands Golf. Het absolute geluidsniveau is ook dan te verwaarlozen, maar je voelt je toch even Shell-aandeelhouder in Coronatijden. In de verder uitstekende Audi Q5 Plugin die ik afgelopen maand reed was, zijn comfort en prestaties niet te na gesproken, de afgeknepen brul van de tweeliter turbo bij volgas de enige storende factor. Ik snap heel goed waarom BMW de 7-serie plugin na een viercilinderperiode weer met zescilinders uitrust. Een soevereine auto eist een soeverein geluid. Dat mag je kinderachtig vinden, het gehoor wil ook wat.
Om dezelfde reden stoort in echte sportwagens als een 911 GT3 of Alpine A110 de teringherrie nooit. Die bewijst alleen maar, dat de motoren tegen hun taak zijn opgewassen. Ze verkondigen gezond uitbundig de energie en superioriteit die topklassers noblesse oblige horen te verzwijgen. Storend geluid is overbelast geluid. En de ellende is; hoe beter een auto is geïsoleerd, hoe beter bijgeluiden zijn geëlimineerd, hoe scherper je de dissonanten waarneemt, ook als je ze objectief gesproken nauwelijks hoort. Daar kan geen 45 banden-test iets aan veranderen. Gelukkig is dat tweelitertje in die enorme Range Rover Plugin héél ver weg.

Bas van Putten
Columnist/Schrijver
Bas van Putten is schrijver en columnist voor diverse kranten en tijdschriften. Zijn wortels liggen in de muziek, maar zijn hart gaat al jaren uit naar auto's.